6 |
4.1.
EG Recht
De advertentie is geplaatst in kranten en tijdschriften die over de grens
van Nederland
heen naar andere lidstaten van de Europese Unie worden geëxporteerd en
mede gericht
zijn op Nederlanders die in andere lidstaten wonen of verblijven. Derhalve
is op dit
grensoverschrijdend verkeer van goederen, resp. (verzekerings)diensten het
recht van de
Europese Unie van toepassing.
De enige maatstaf voor het toetsen van grensoverschrijdende
televisiereclame is of die de
consument misleidt. Daarbij moet men uitgaan “(...)
van de vermoedelijke verwachting
van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone
consument”.3
Het Hof van Justitie EG laat daarnaast alleen bescherming toe in beperkte
specifieke
gevallen van zeer kwetsbare consumenten. Die gevallen moeten goed worden
gemotiveerd.4 Uitsluitend indien de lidstaat kan aantonen dat
informatievoorziening
tekort schiet om de belangen van de consument te beschermen, mag de
lidstaat
beperkingen opleggen.
De in het arrest Gut Springenheide
bedoelde consument weet dat tegenover de financiële,
maatschappelijke en immateriële kosten van roken ook financiële voordelen
staan. Die
consument wordt allermlnst misleid doordat Achmea de financiële kosten
meldt en geen
financieel verslag van een maatschappelijk verschijnsel aflegt. Anders dan
klaagster stelt.
presenteert Achmea de raming van 1 6,5 Miljard aan kosten wegens het roken
in de
publieksadvertentie niet als wetenschappelijk gegeven. En bronvermelding
is voor zulke
advertenties niet gepast noch gebruikelijk. Reeds deze grond stuit de
klacht af.
4.2
Het EVRM
Achmea doet verder een beroep op de freedom
of commercial
speech die het EVRM
garandeert.
Het EHRM heeft strenge maatstaven geformuleerd om vast te stellen of een
verbod van
een media-uiting toelaatbaar is.5 Gelet op de horizontale werking van
grondrechten moet
een niet-overheidsrechter, zoals de Stichtlng Reclame Code via de Code
Commissie en het
College van Beroep, evenals de overheidsrechter ambtshalve aan vier
cumulatieve
maatstaven toetsen om vast te stellen of een beperking van de
freedom of commercial
speech gerechtvaardlgd is.
HvJ EG 16 jull 1998, N) 2000, 374; Gut Springenheide.
Zle verder HvJ EG 22 febr. 1979,
zaak 120/78, Jur. 1979, p. 649; Cassis
de DQon; HvJ EG 11 dec. 1990,
zaak C-369/89, Jur.
1989, p. 1235; Peeters L
Vgl. Kamile Mortelmans & Stewart Watson,
The notion of consumer In community Iaw; a
Iottery?, Tljdschrlft voor consumentenrecht 1995, pp.
229-246. ZIe ook HvJ EG 24 nov.
1993, zaken C-267/91 en C-286/91,
Jur. 1993, p. 1-6097; Keck.
VgI. M. 8ulk,
RectificatIe en uitingsvrijheid,
ac. prft., Amsterdam, 1998, p. 54 e.v.
4
|
6 |