De advertentie is geplaatst in kranten en tijdschriften die over de grens
van Nederland heen naar andere lidstaten van de Europese Unie worden
geëxporteerd en mede gericht zijn op Nederlanders die in andere lidstaten
wonen of verblijven. Derhalve is op dit grensoverschrijdend verkeer van
goederen, resp. (verzekerings)diensten het recht van de Europese Unie van
toepassing.
De enige maatstaf voor het toetsen van grensoverschrijdende
televisiereclame is of die de consument misleidt. Daarbij moet men uitgaan
“(...) van de vermoedelijke
verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende
gewone consument”.3
Het Hof van Justitie EG laat daarnaast alleen bescherming toe in beperkte
specifieke gevallen van zeer kwetsbare consumenten. Die gevallen moeten
goed worden gemotiveerd.4 Uitsluitend indien de lidstaat kan aantonen dat
informatievoorziening tekort schiet om de belangen van de consument te
beschermen, mag de lidstaat beperkingen opleggen.
De in het arrest Gut Springenheide
bedoelde consument weet dat tegenover de financiële,
maatschappelijke en immateriële kosten van roken ook financiële voordelen
staan. Die consument wordt allerminst misleid doordat Achmea de financiële
kosten meldt en geen financieel verslag van een maatschappelijk
verschijnsel aflegt. Anders dan klaagster stelt, presenteert Achmea de
raming van f. 6,5 Miljard aan kosten wegens het roken in de
publieksadvertentie niet als wetenschappelljk gegeven. En bronvermelding
is voor zulke advertenties niet gepast noch gebruikelijk. Reeds deze grond
stuit de klacht af.
Achmea doet verder een beroep op de freedom
of commercial
speech die het EVRM garandeert.
Het EHRM heeft strenge maatstaven geformuleerd om vast te stellen of een
verbod van
een media-uiting toelaatbaar is.5 Gelet op de horizontale werking van
grondrechten moet een niet-overheidsrechter, zoals de Stichting Reclame
Code via de Code Commissie en het College van Beroep, evenals de
overheidsrechter ambtshalve aan vier cumulatieve maatstaven toetsen om
vast te stellen of een beperking van de freedom of
commercial speech
gerechtvaardigd is.
HvJ EG 16 jull 1998, N) 2000, 374; Gut Springenheide.
Zle verder HvJ EG 22 febr. 1979,
zaak 120/78, Jur. 1979, p. 649; Cassis
de DQon; HvJ EG 11 dec. 1990,
zaak C-369/89, Jur.
1989, p. 1235; Peeters L
Vgl. Kamile Mortelmans & Stewart Watson,
The notion of consumer In community Iaw; a
Iottery?, Tljdschrlft voor consumentenrecht 1995, pp.
229-246. ZIe ook HvJ EG 24 nov.
1993, zaken C-267/91 en C-286/91,
Jur. 1993, p. 1-6097; Keck.
VgI. M. 8ulk,
Rectificatie en uitingsvrijheid,
ac. prft., Amsterdam, 1998, p. 54 e.v.
|